Verhalen over de Tweede Wereldoorlog

De acht verzetsstrijders van Gouwpark

Enkele jaren na de bevrijding kreeg Zaandam haar eerste verzetsstrijdersbuurt. George Jambroes, Jacob Goris, Henk Op den Velde, Dirk de Korte, Walraven van Hall en Willem Brinkman werden in Zaandam-Zuid herdacht met een straatnaam. In de loop der jaren kwamen er nog enkele straten bij (Cor Geugjes, Gerrit Groot, Dirk Kleiman, Jan Bonekamp). Plus een brug, ter ere van Anton de Kom. Met de vernoeming, in 2021, van acht verzetsmannen -de vrouwen blijven vooralsnog buiten zicht- in de nieuwe Zaandamse woonwijk Gouwpark is er in één klap bijna een verdubbeling van het totaalaantal. Hieronder de mini-monografieën van de nieuwkomers in het straatbeeld.

Gerhardus (Ger) Docter

Schoten, 1-3-1917 – Overveen, 23-2-1944

Sportinstructeur Ger Docter maakte in de meidagen van 1940 deel uit van een regiment Jagers. Het gevolg was dat hij in het late voorjaar van 1943 een oproep kreeg om zich, net als tienduizenden andere oud-militairen, te melden voor krijgsgevangenschap in Duitsland. Docter weigerde. Hij probeerde te ontsnappen naar het neutrale Zwitserland, maar werd daar bij de grens gearresteerd. Een veroordeling tot vier maanden cel wegens illegale grensoverschrijding en deviezensmokkel volgde. Na vier weken wist hij te ontsnappen en – merendeels lopend – terug te keren naar Zaandam. Eind 1943 zocht hij aansluiting bij de verzetsgroep Koog-Bloemwijk. Hij nam deel aan overvallen, bracht geallieerde vliegers naar een onderduikadres en zorgde voor wapens. Ook was hij betrokken bij een (mislukte) poging om de van collaboratie verdachte Zaandijkse distributieambtenaar Willem Korf te liquideren.
Ger Docter legde ook contact met een vermeende verzetsstrijder die vertelde wapens te kunnen leveren. Hij wist niet dat deze Gerard van Bree als verrader voor de Sicherheitspolizei opereerde. Op zaterdagmiddag 22 januari 1944 vond er in een koffiehuis tegenover het Zaandamse treinstation een ontmoeting plaats tussen Van Bree en enkele leden van de verzetsgroep Koog-Bloemwijk. Een Sipo-commando arresteerde Docter. In de navolgende dagen werden er meer illegalen uit deze groep opgepakt. Een maand later sprak het Polizeistandgericht in Amsterdam tegen zeven van hen de doodstraf uit.
Op 23 februari 1944 werden de veroordeelde verzetsstrijders van de gevangenis aan de Amsterdamse Weteringschans overgebracht naar de duinen bij Overveen en daar doodgeschoten. Na de oorlog kregen Ger Docter en enkele andere lotgenoten een laatste rustplaats op de Eerebegraafplaats in Bloemendaal.

Albert (Ab) Huisman

Zaandam, 6-7-1918 – Vught, 25-7-1944

In november 1943 ontdekte de communistische verzetsvrouw Francisca de Munck-Siffels dat haar echtgenoot een relatie had met haar zuster. Een woedende Francisca reisde van Zaandam naar het hoofdkantoor van de Sicherheitsdienst in Amsterdam. Daar gaf ze haar ondergedoken man aan. Na wat Duitse aandrang verraadde ze vervolgens ook tal van andere (al dan niet vermeende) communisten. In de nacht van 22 op 23 november reden enkele SD’ers met hun nieuw verworven informatiebron door Zaandam en lieten haar ‘verdachte’ adressen aanwijzen.
Albert Huisman behoorde tot de eersten die werden opgepakt. Hij was, wist zijn verraadster, een van de leiders binnen de Zaandamse tak van de illegale Communistische Partij Nederland. Hoewel hij een pistool trok om zich te verdedigen tegen de overvalploeg die zijn woonboot bestormde, zag de kolenhandelaar al snel in dat hij kansloos was. Hij gaf zich over en werd geboeid afgevoerd naar de gevangenis aan de Amsterdamse Weteringschans. In de navolgende weken onderging hij uiterst gewelddadige ondervragingen. De Sicherheitsdienst wist dat Ab Huisman wapens bezat, aanslagen pleegde en betrokken was bij ondergrondse bladen en de aanzet tot de Februaristaking. Hij had dan ook geen schijn van kans om de doodstraf te ontlopen.
Die werd, na een showproces, op 25 juli 1944 voltrokken in kamp Vught. Een vuurpeloton maakte in de vroege ochtend een einde aan het leven van Ab Huisman, zijn kameraad Josephus Swolfs en de Amsterdamse verzetsman Willem van der Burgh. In een afscheidsbrief aan zijn vrouw bleek Huisman nog steeds even weerbaar: “Blijft een strijdster, een Kenau voor vrijheid en recht en voed ook onze kinderen in die geest op.”

Machiel (Giel) van Marle

Zaandam, 8-4-1915 – Limmen, 6-4-1945

Zeemilicien/marinematroos Giel van Marle maakte deel uit van het gezelschap dat een aantal leden van het koninklijk huis op 12 mei 1940 vergezelde naar Velsen. Van daar maakten prinses Juliana, prins Bernhard en hun dochters de oversteek naar het veiliger geachte Groot-Brittannië. Na de capitulatie van de Nederlandse krijgsmacht werd Van Marle bedrijfsleider en mede-eigenaar van een handelsonderneming in Koog aan de Zaan. Toen hij eind april 1943 het bevel kreeg om zich als voormalig militair in Duitse krijgsgevangenschap te begeven, dook hij onder.
In de zomer van 1944 sloot hij zich aan bij een Zaandamse Knokploeg. Die werd enkele maanden later opgenomen in de Binnenlandse Strijdkrachten. Als BS’er beschermde hij onder meer opgeslagen goederen van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers. Hij werd plaatsvervangend groepscommandant, deed mee aan ‘economische kraken’ en aan spoorwegsabotage. En hij verzamelde voor de ondergrondse inlichtingendienst informatie over collaborerende Zaankanters.
Toen Van Marle op 13 maart 1945 wat rapporten en tekeningen wegbracht, werd hij net voor de avondklok inging aangehouden bij de Zaandamse Ooievaarstraat. Een fouillering leidde tot de vondst van de illegale documenten. Toen kort daarna in zijn werkplaats ook nog wapens en munitie werden aangetroffen, was zijn lot bezegeld.
Nadat op 5 april 1945 enkele leden van de Binnenlandse Strijdkrachten in Limmen een Duitse soldaat neerschoten, bestond de Duitse wraak niet alleen uit het in brand steken van de boerderij waar het incident zich had afgespeeld, maar ook uit het ombrengen van tien ‘Todeskandidaten’. Onder wie Van Marle. Twee dagen voor zijn dertigste verjaardag werden hij en negen andere gevangenen op een weiland naast de nog smeulende boerderij in Limmen gefusilleerd en vervolgens begraven in het duingebied bij Overveen. In de tweede helft van 1945 kreeg Giel van Marle een herbegrafenis op de Eerebegraafplaats in Bloemendaal.

Pieter Adrianus (Piet) Smit

Koog aan de Zaan, 25-9-1913 – Berlijn, bij vliegveld Tegel, 4-6-1943 

Geen Zaanse illegale organisatie had tijdens de Tweede Wereldoorlog zoveel slachtoffers te betreuren als de zogenoemde Stijkelgroep. Piet Smit was een van hen. De strafdossiers van de deelnemers aan de Stijkelgroep – de benaming kwam van de Duitse rechtbank – gingen verloren, maar duidelijk is dat deze Zaandamse machinebankwerker al in de nazomer van 1940 volop weerstand bood aan de vertegenwoordigers van het Derde Rijk. Hij verzamelde onder meer informatie over de militaire stellingen bij Den Helder en IJmuiden. Die gegevens waren bedoeld voor de inlichtingendiensten in Groot-Brittannië.
Het onervaren samenwerkingsverband kreeg al snel te maken met infiltranten en verraders. Dat leidde begin 1941 tot een reeks arrestaties in met name de Zaanstreek en Den Haag. Tientallen verdachten belandden in de Scheveningse gevangenis (door de illegaliteit ‘Oranjehotel’ genoemd), onder wie Piet Smit. Hij maakte daar als afleiding tekeningen van zijn directe omgeving. Ze bleven bewaard en bevinden zich nu in het Zaans Museum.
Een jaar na hun arrestatie werden de verdachten overgebracht naar een gevangenis in Berlijn. Op spionage stond in het Duitsland van Adolf Hitler maar één sanctie: de doodstraf. In de nacht van 4 juni 1943 kwam een Feldwebel de veroordeelden vertellen dat ze een paar uur later gefusilleerd zouden worden. In een overvolle gevangeniswagen werden ze ’s morgens naar de executieplaats in Berlijn-Tegel gereden. Onderweg zongen ze het Wilhelmus. Op de plaats van bestemming aangekomen werden ze één voor één doodgeschoten. Om 10.10 uur was Piet Smit aan de beurt, als een van de laatsten. Zijn naam is terug te vinden op het monument voor de Stijkelgroep dat zich op de Haagse begraafplaats Westduin bevindt en op het oorlogsmonument in het Koogerpark.

Josephus (Sjef) Swolfs

Zaandam, 8-5-1915 – Vught, 25-7-1944

Sjef Swolfs behoorde tot dezelfde communistische verzetsgroep als Albert Huisman, Jacob Willemszoon en Cornelis Zwart. Als werknemer van de Artillerie-Inrichtingen kon hij wapens en springstoffen van het fabrieksterrein smokkelen. Ze werden gebruikt bij sabotageacties tegen de bezetter. Swolfs deed daar zelf ook volop aan mee. Bij de arrestatiegolf die volgde op het verraad door zijn partijgenote Francisca de Munck-Siffels ontsprong hij in eerste instantie de dans. Hij wist zelfs nog de handgranaten, munitie en explosieven in veiligheid te brengen die de wel opgepakte Ab Huisman bij zijn woonboot had opgeslagen. Met medeweten van zijn vrouw verborg hij de wapens achter hun huis op de Zuiddijk. Twee weken later, op 8 december 1943, slaagde een voor de Sicherheitsdienst werkende vertrouwensman er met een list in om het echtpaar Swolfs alsnog achter de tralies te krijgen.
Lien Swolfs zou negen maanden blijven vastzitten. Haar echtgenoot werd via gevangenissen in Amsterdam, Amersfoort, Utrecht en Scheveningen afgevoerd naar kamp Vught. In de rechtszaak tegen de opgepakte verzetsstrijders waren de ernstigste beschuldigingen gericht tegen Huisman en Swolfs. Het verspreiden van antifascistische propaganda, wapenbezit, sabotage, lidmaatschap van de verboden CPN, het voorbereiden van dodelijke aanslagen; op vrijwel elk van de genoemde daden stond de zwaarst mogelijke straf.
Kort voor zijn terechtstelling wist Sjef Swolfs nog enkele brieven naar Zaandam te sturen. “Ik zal blijven hopen op het beste en hoop dat ook jij het hoofd niet zal laten hangen”, schreef hij aanvankelijk naar zijn vrouw. Na de rechtszaak wist hij dat er geen ontsnapping mogelijk was. “Lieve schat, blijf niet piekeren en treuren om iets wat nu eenmaal zo moet zijn”, probeerde hij op zijn sterfdag Lien per brief moed in te spreken. Even later werd hij naar het executiepeloton in het nabijgelegen bos gevoerd, in het besef dat hij zijn gezin met twee jonge kinderen nooit meer zou zien.

Cornelis (Cor) van Vugt

Amsterdam, 25-7-1905 – Vught, 4-9-1944

In hetzelfde kamp waar Sjef Swolfs en enkele andere plaatsgenoten van hem de dood vonden, stierf op 4 september 1944 ook Cor van Vugt. De bezettingsautoriteiten en hun handlangers waren in paniek; in hoog tempo naderden geallieerde troepen de Nederlandse grens. In de hectiek rond Dolle Dinsdag deporteerden de Duitsers duizenden gevangenen vanuit kamp Vught naar Duitsland. Honderden anderen werden in de voorafgaande weken naar de fusilladeplaats bij het kamp geleid en daar geëxecuteerd. Onder wie dus ook Cor van Vugt, net als Swolfs een werknemer van de Artillerie-Inrichtingen.
Van Vugt was actief voor de Persoonsbewijzensectie van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers. Hij verspreidde gestolen en vervalste bon- en distributiekaarten. Ook boden zijn vrouw en hij in hun woning aan de Acaciastraat onderdak aan twee joodse onderduikers. Deze moeder en dochter mochten daar zelfs blijven toen Johanna Maria van Vugt in april 1943 het leven schonk aan een zoon.
Ruim een jaar later ging het mis. De groep waarvan Cor van Vugt deel uitmaakte, bleek te zijn geïnfiltreerd door een vertrouwensman van de Duitsers. Van Vugt en zijn verzetscollega Hendrik van Wilgenburg werden gearresteerd in het Amsterdamse kantoor waar de Persoonsbewijzensectie was ondergebracht. Nadat Cor van Vugt was opgepakt, doken zijn gezinsleden onder in een kippenhok op de Veluwe. Zij overleefden de oorlog, en dat gold ook voor hun twee joodse kostgangers. Hun gastheer en Hendrik van Wilgenburg werden een kleine drie maanden later tegelijkertijd doodgeschoten, om 19.30 uur.

Jacob (Jaap) Willemszoon

Urk, 15-2-1894 – Neuengamme, 3-1-1945

De arrestatieploeg die in de nacht van 22 op 23 november 1943 op jacht ging naar Zaanse verzetsstrijders begon in de Havenbuurt. Daar haalden ze Jacob Willemszoon uit zijn arbeidershuisje in de Rigastraat. Zijn verraadster, Francisca de Munck-Siffels, kende hem als buurtgenoot en als bezorger van de verboden krant De Waarheid.
Ondanks zware mishandelingen weigerde Jacob Willemszoon in gevangenschap namen van andere illegalen te noemen. Hoewel deze gedrongen bijna-vijftiger niet veel meer te verwijten viel dan zijn marxistische voorkeur en het bezorgen van wat ondergrondse blaadjes riep zijn principiële houding enorme irritatie op bij de Sicherheitsdienst. Zijn gefrustreerde ondervrager liet noteren dat hij ‘een verstokte leugenaar’ tegenover zich had. Geestelijk was Willemszoon niet te breken. Terug in de cel zei hij tegen zijn medegedetineerden dat hij zijn beulen weinig kwalijk nam: “Van die mannen is het onmacht. Ze slaan het er bij mij alleen maar dieper in. Haat heb ik niet eens tegen ze, alleen medelijden.”
Jacob Willemszoon kreeg een langdurige gevangenisstraf en belandde in kamp Amersfoort. Van daar werd hij in oktober 1944 doorgevoerd naar het zuidoostelijk van Hamburg gelegen concentratiekamp Neuengamme. De omstandigheden daar waren zo slecht dat hij er op 3 januari 1945, verzwakt door ondervoeding en dwangarbeid, het leven liet.

Cornelis (Cees) Zwart

Alphen aan de Rijn, 12-2-1895 – Ravensbrück, 22-4-1945

Van Cornelis Zwart is bekend dat hij samen met een aantal andere (vermeende) communisten en zijn echtgenote Johanna in de nacht van 22 op 23 november 1943 werd gearresteerd. Een overvalploeg haalde hen uit hun huis en zette hen gevangen in Amsterdam. Daar ondergingen ze indringende verhoren. Het echtpaar bekende exemplaren van De Waarheid te hebben verspreid, af en toe een scholingsavond van de ondergrondse Communistische Partij Nederland te hebben bijgewoond en daartoe ook hun woning aan de Nassaustraat te hebben opengesteld. Ook hadden ze geld ingezameld voor onderduikers. Dat was voldoende om Cees Zwart via Durchgangslager Amersfoort in december 1944 af te voeren naar concentratiekamp Neuengamme. Johanna werd naar kamp Ravensbrück gedeporteerd.
De genadeloze ontberingen in Neuengamme maakten dat de Zaandamse timmerman snel verzwakte. Van de 106.000 mensen die in dit concentratiekamp belandden – onder wie zevenduizend Nederlanders –, kwam ruim de helft om het leven. In de eerste maanden van 1945 werd het kamp ontruimd in verband met de naderende geallieerde troepen. Cees Zwart kwam net als zijn echtgenote terecht in Ravensbrück. Daar stierf hij volgens zijn dossier door ‘zwakheid en ziekte’.

Boekje

Ter gelegenheid van de vernoeming van deze acht mannen hebben de Contactgroep Verzetsgepensioneerden 1940-1945 Zaanstreek-Waterland en het Zaans Verzet een boekje (44 pagina’s) laten maken, bestemd voor de nieuwe bewoners van Gouwpark. Het bevat, naast bovenstaande mini-monografieën, onder meer een verhaal over het Zaans verzet, een voorwoord van burgemeester Jan Hamming en een door Barbara van Marle gemaakt kunstwerk. Wie niet in Gouwpark woont en toch De verzetsstrijders van Gouwpark wil ontvangen, kan de publicatie bestellen door overmaking van €10,- per exemplaar naar bankrekening NL34 ASNB 0708 0043 26 ten name van Erik Schaap (onder vermelding van ‘Gouwpark’ en het adres waar het boekje heen moet). De opbrengst komt ten goede aan de Werkgroep Struikelstenen Zaanstad. 

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dit wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand te houden.

ValutaBedrag





Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.