In de prachtige documentaire Allen tegen allen (2019), over het vooroorlogse Nederlandse fascisme, komt een keur aan verzamelaars langs. Een logo van de NSB, het paspoort van Mussert, zeldzame partijspeldjes; de trots op en begeerte naar nazistische parafernalia spat uit hun ogen. De extreemrechtse collecties zijn hen gegund. Maar toch…
Februaristaking
Toen ik in 2017 vier foto’s van de Februaristaking in 1941 in de schoot geworpen kreeg, was mijn aarzeling kort. Tot dan toe waren er van die werkonderbreking tegen de jodenvervolging wereldwijd slechts twee foto’s bekend. Het kwartet aanvullingen was dus uitermate zeldzaam en daarmee – ook vanuit geschiedkundig oogpunt – kostbaar. Mijns inziens hoorden ze niet in een particuliere collectie, maar in een voor iedereen toegankelijk archief. De foto’s verhuisden daarom naar het Gemeentearchief Zaanstad.
Hetzelfde gebeurde toen ik wat later vele honderden originele oorlogsdocumenten ontving met de namen, adressen en andere gegevens van ‘foute’ Zaankanters. De papieren bevinden zich nu in een veilige omgeving, onder ideale klimatologische omstandigheden. En, minstens zo belangrijk, iedereen die er onderzoek naar wil doen, heeft daartoe nu de gelegenheid.
Frans Mars
Soms krijg ik privécollecties onder ogen die me doen watertanden. Dat de eigenaar van een door Frans Mars gemaakt schilderij (een kado in mei 1945 van de even eerder uit de gevangenis bevrijde Zaandamse verzetsman Jaap Buijs voor zijn stadgenoot/medestrijder Bob Pel. Handgeschreven tekst op de achterkant: ‘Ter herinnering aan onze prachtige samenwerking’) het kunstwerk in de familie wilde houden, begrijp ik ten volle. Maar hoe graag zou ik op basis van de binnen dezelfde familie circulerende documenten en verhalen over agent Pel een biografie over diens leven willen maken. Dat is nu lastig tot onmogelijk; ik kan niet bij de originele bronnen komen.
Helaas ging de dagboeken na de bezichtiging weer in de tas mee naar huis.
Ook meer dan jammer: enige tijd terug mocht ik een blik werpen in een reeks dagboeken die geschreven waren door een in Krommenie ondergedoken joods echtpaar. Ze hadden de schuiltijd op zolder onder meer besteed aan het schrijven van een intrigerend toneelstuk over de omstandigheden waarin ze moesten zien te overleven. Het geheel was verlevendigd met bijzonder mooie tekeningen van onder meer de decors die het stuk moesten aankleden. Het was en is uniek materiaal, waarvan ik geen equivalent ken. Helaas ging de dagboeken na de bezichtiging weer in de tas mee naar huis. Ik hoop van harte dat ze op enig moment in een archief belanden. En wat zou ik graag dat toneelstuk eens opgevoerd zien worden.
Kiddoesjbeker
Niet voor een archief, maar een aanwinst voor een museum lijkt me – vanwege het achterliggende verhaal -: de kiddoesjbeker die ooit het eigendom was van Gabriël Pais. Hij werd in 1942 vermoord in Auschwitz, zijn voor de sabbat bedoelde drinkbeker met de initialen G.P. bleef bewaard en verhuisde met een familielid naar Curaçao. Het enig resterende aandenken aan Gabriël Pais werd enkele jaren geleden geschonken aan een toen dertienjarige naamgenoot in België. Een prachtig gebaar natuurlijk, maar – persoonlijke voorkeur – ik had de beker liever gezien bij een publieke organisatie.
Max Lewin
Nog een voorbeeld. Voor mijn te schrijven boek over de joodse radiopionier, politicus en spion Max Lewin mocht ik van een familielid tal van persoonlijke documenten lenen. Zonder die nalatenschap had Lewins levensverhaal er een stuk kaler uitgezien. Bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis ligt namelijk wel wat informatie over deze bijzondere man, maar dat is slechts een fractie van het originele materiaal dat ik in handen had. Het zou fijn zijn wanneer alle gegevens in het IISG bij elkaar komen. Dan kunnen anderen er ook van genieten.
Johnny de Droog
Ik mocht langskomen, een kijkje nemen en de waardevolle spullen zelfs meenemen.
Een laatste illustratie. Helaas pas nadat in 2020 mijn boek over verzetsman/verrader Johnny de Droog was uitgegeven, belden er twee Gelderse broers. Hun moeder speelt een belangrijke rol in de biografie. Ze werkte in 1941/’42 – zonder zich daarvan bewust te zijn – samen met collaborateur De Droog, in de veronderstelling dat hij nog altijd actief was binnen en voor de illegaliteit. Haar ‘vriend’ schonk haar een gesigneerde foto van zichzelf, schreef ansichtkaarten naar haar en liet wat van zijn bezittingen bij haar achter. De broers hadden van hun moeder een bureau geërfd waarin ze deze spullen bewaarde. En wellicht nog meer, maar vooralsnog hadden haar zoons dat nooit uitgezocht. Ik mocht langskomen, een kijkje nemen en de waardevolle spullen zelfs meenemen. Helaas liep het contact daarna dood. Ik ben bang dat de unieke documentatie – van Johnny de Droog, een van Nederlands grootste verraders, is zo goed als niets bewaard gebleven – op enig moment bij het vuil verdwijnt.
Resumerend: wees zuinig op uw oude artikelen. Leg het in geval van twijfel voor aan iemand die er kijk op heeft. Zorg dat hetgeen van belang is voor de geschiedschrijving een plek krijgt in een museum of archief. En waar dat gewenst is, ben ik graag uw intermediair.
1 gedachte over “Archiveren moet je leren”
Vind dit initiatief prachtig.
In de 2e Wereldoorlog waren er ook kampen in Indonesië.
Vorige week heb ik contact gehad met een man die er niet over raakt uitgepraat. Als kind zat hij in het kamp waar ook mijn moeder in zat. Hij was jong mijn moeder was daar stukje ouder en werd verpleegster.
Ik zag en hoorde bij hem een stuk geschiedenis. Zo jammer als dit soort dingen verloren gaan. Lees het bovenstaande en zie echt de belangrijkheid hiervan in. Het mag niet verloren gaan.