De ‘rooie’ Zaanstreek is tijdens de jaren dertig in meerderheid republikeins en anti-Duits ingesteld. Maar op 29 juni 1940 stromen de straten opeens vol met mensen die een eerbetoon brengen aan prins Bernhard. Anjerdag, de eerste massademonstratie tegen de bezetter, is een feit.
De Zaanstreek doet tijdens de Tweede Wereldoorlog mee aan elk grootschalig protest tegen het heersende bewind. De bekendste zijn de Februaristaking (1941), de April-/meistaking (1943) en de Spoorwegstaking (1944-’45). Maar de eerste keer dat brede lagen van de bevolking zich tegen de nazistische machthebbers keren is Anjerdag, 29 juni 1940.
Dat de Zaankanters zich die dag zo massaal achter het koningshuis scharen, is geen vanzelfsprekendheid. De plaatselijke politiek wordt al decennia beheerst door socialisten en communisten, die tijdens het interbellum respectievelijk schoorvoetend en geen toenadering hebben gezocht tot het Oranjehuis. Dat sentiment krijgt in de meidagen van 1940 extra voeding, omdat koningin Wilhelmina en haar familieleden dan naar Engeland vluchten. Velen beschouwen dat als een laffe actie. Maar op zaterdag 29 juni 1940 slaat de stemming om. De aanleiding: de verjaardag van een (nota bene Duitse) prins.
‘Walgelijk’
Prins Bernhard is het eerste lid van het koningshuis dat na de bezetting van Nederland zijn verjaardag kan vieren. Door op 29 juni een anjer in het knoopsgat te steken -iets dat Bernhard ook met grote regelmaat doet-, etaleren veel Nederlanders hun weerzin tegen de nazi’s. Dat gebeurt verspreid over heel Nederland, en er doen tienduizenden mensen aan mee. NSB-leider Anton Mussert komt dan ook adem tekort om deze rebellie te veroordelen. “Terwijl uit Engeland, de verblijfplaats van deze man [Bernhard], de Engelse bommenwerpers opstijgen om dood en verderf te zaaien in ons volk, tooit het geestelijk rapaille zich met witte anjers ter ere van Prins Bernhard om zo hun Vaderlandsliefde te tonen”, schrijft hij in partijblad Volk en Vaderland. “Het is ontzettend, het is walgelijk.”
“Met het oog op de rouw waarin ons land op het ogenblik verkeert worden er voorlopig geen Nederlandse vlaggen getoond.”
Tientallen gemeentebesturen geven openlijk of oogluikend steun aan de sympathiebetuigingen. Maar in Zaandam wordt geaarzeld. Burgemeester Joris in ’t Veld heeft anderhalve week eerder een bericht ontvangen van de provinciecommissaris. Die schreef dat het College van secretarissen-generaal het wenselijk vond ‘dat met het oog op de rouw waarin ons land op het ogenblik verkeert voorlopig geen Nederlandse vlaggen worden getoond’. De commissaris voegde daar aan toe dat hij persoonlijk geen bezwaar had ’tegen het dragen van een oranjestrik of -sjerp van cocardes en dergelijke in de nationale kleuren’.
Anthonie Jan van Doorn
Die zaterdagmiddag dragen overal in de Zaanstreek mensen witte anjers of oranje strikjes op hun kleding. Zelfs politie-inspecteur Anthonie Jan van Doorn heeft zo’n strik op zijn uniform gespeld. Hij moet niets hebben van de nieuwe machthebbers, en is bereid om daar consequenties aan te verbinden.
Rond half vijf komen er meerdere verontrustende meldingen binnen op het Zaandamse politiebureau: een aantal NSB’ers ontdoet de Zaankanters die ze tegenkomen hardhandig van hun Orangistische steunbetuigingen. Van Doorn stuurt onmiddellijk een surveillancegroep op pad. Zelf rijdt hij met de dienstauto noordwaarts de Westzijde af, omdat de fietsende nationaalsocialisten die kant op zouden zijn gegaan. Hij treft de vijftien bloemen stelende zwarthemden aan in Zaandijk. Daarop neemt Van Doorn contact op met Johannes van Wordragen. Die is bereid om in te grijpen. Het leidt ertoe dat deze plaatselijke NSB-leider zijn inmiddels tot Wormerveer gevorderde partijgenoten het bevel geeft om onmiddellijk terug te fietsen naar het Kringhuis in Zaandam. De rust keert terug. Voor even.
‘Engelsche propaganda’
Hoofdagent Johannes Blakenburg bevindt zich rond zeven uur ’s avonds in het bureau aan de Vinkenstraat. Daar verzamelen zich voor- en tegenstanders van het nieuwe bewind; zo’n tien tot vijftien geüniformeerde NSB’ers en drie burgers. Uit de laatste groep klinken klachten; bij een hunner is ‘een oranjestrikje, dat hij in het knoopsgat van zijn jas droeg, afgerukt’. De dader, Johan Vis, staat erbij en geeft zijn diefstal grif toe. “Bij meerdere personen hebben wij reeds oranje of een bloem van hun jas gerukt”, verklaart hij trots tegen Blakenburg. “Dit is ons door onzen leider, het hoofd van de Weerafdeling, opgedragen en geschiedt thans over het geheele land, daar het dragen van oranje of van een bloem op dezen dag Engelsche propaganda is. Er is geen Nederlandsche regeering meer en wij houden ons dus niet meer aan de Nederlandsche wetten.” Vis verwijst naar hoofdinspecteur Van Doorn, ‘die er alles van weet’ sinds zijn ontmoeting met Van Wordragen. Het is voor Blakenburg aanleiding om de hoofdinspecteur te bellen.
“Bij meerdere personen hebben wij reeds oranje of een bloem van hun jas gerukt.”
Rond half acht stapt Van Doorn het politiebureau binnen. Er ontstaat een woordenwisseling. Van Doorn tegen Van Wordragen: “Ik zou wel eens willen zien dat iemand de moed had mijn oranjestrikje weg te nemen.” Dat laat Vis zich geen twee keer zeggen. Blakenburg: “Hij zeide tegen I.v.P. v. Doorn, dat hij hem op de straat het oranjestrikje niet van zijn jas had willen wegnemen, om het prestige van de politie niet te schaden (althans woorden van gelijke strekking) en nam toen met een vlugge onverwachte beweging het oranjestrikje weg dat I.v.P. v. Doorn op zijn jas droeg.” De inspecteur reageert ontdaan: “Dat is toch het toppunt, ik arresteer je.” Hij loopt de gang in om Vis in de cel te zetten. “Deze riep luidkeels: ‘Jongens, ze arresteeren mij.’ Toen ik voor de deur van de agentenwacht stond, zag ik agent Jelsma daar staan met de hand aan den revolvertasch, terwijl een agent iets verderop stond, ik meen dat het Mus was, met getrokken revolver.”
Gespannen
Er dreigt een schietpartij in het hoofdbureau van politie. Van Doorn: “De atmosfeer was zeer gespannen. Ik voelde, dat de NSB’ers op mijn bevel om het bureau te verlaten, op z’n zachtst uitgedrukt, zeer hardhandig uit het bureau zouden worden gewerkt en dat ik de agenten niet in de hand zou kunnen houden.” Hij besluit daarom te de-escaleren. “Laat maar”, zegt hij tegen zijn collega’s, en hij vraagt Vis om mee te lopen naar zijn werkkamer. Daar leest de politieman hem de les en eist hij zijn oranjespeldje terug. Dat gebeurt. Ook krijgt Van Doorn excuses. Die herhaalt Vis, op aandrang van Van Doorn, tegen agent Blakenburg. De kou lijkt uit de lucht.
Pyrrusoverwinning
Volgens Johannes van Wordragen, inmiddels ook in het bureau gearriveerd, heeft de Amsterdamse NSB-districtsleider hem verteld dat de hoofdstedelijke politie de opdracht heeft om op te treden tegen de dragers van oranje en witte protestsymbolen. Het is voor Van Doorn aanleiding om Joris in ’t Veld te bellen. “De Burgemeester zeide mij, dat hij er alles voor voelde om het in Zaandam rustig te houden en gaf mij toen in overweging om zelf de zaak ter hand te nemen.” Van Doorn gaat akkoord, onder één voorwaarde: alle geüniformeerde NSB’ers moeten van straat. Dat vertelt hij ook tegen Van Wordragen en Vis. “Beiden beloofden mij dat dit zou gebeuren.”
Het is een pyrrusoverwinning. Het zittend regime slaat hard terug. Generaal Henri Winkelman, die de Anjerdag openlijk steunde, wordt gevangen gezet. Er komt een verbod op de vermelding van leden van het koningshuis in de kranten en op de radio. De padvinderij, die de monarchistische demonstranten op 29 juni heeft geholpen, wordt opgeheven. Er mag voortaan alleen naar Nederlandse en Duitse zenders worden geluisterd. En op 1 augustus 1940 maakt de bezetter bekend dat deelnemers aan pro-Oranjedemonstraties zware straffen te wachten staan. Het werkt. Vijf weken later wordt koningin Wilhelmina zestig jaar. Op straat is het stil.
Het lijkt er op dat Anjerdag de nekslag is voor Anthonie Jan van Doorn.
Het lijkt er op dat Anjerdag de nekslag is voor de toch al met zijn gezondheid kwakkelende Anthonie Jan van Doorn. Onmiddellijk na afronding van zijn rapport over de gebeurtenissen van die dag meldt hij zich ziek. Hij keert niet meer op het bureau terug en overlijdt op 3 mei 1943 aan een slopende aandoening.
Een andere hoofdrolspeler uit dit artikel, Johannes Antonius van Wordragen, wordt in 1944 aangereden en overleeft dat niet.
Zijn partijgenoot Johan Arie Vis zegt uit onvrede over Van Wordragen in december 1940 zijn NSB-lidmaatschap op. Hij accepteert een baan bij de Wehrmacht, pleegt in 1943 in Zaandam een overval om joods roofgoed te bemachtigen en belandt na de bevrijding in de gevangenis.
Hoe het de laatste hoofdpersoon van dit verhaal verder verging, de sinds 1925 bij de Zaandamse politie werkende brigadier Johannes Blakenburg, is me onbekend.